krat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krat
Woordherkomst en -opbouw
  • van Middelnederlands cratte "vlechtwerk, tenen mat of korf"; in de betekenis van ‘kist van open latwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1911 [1][2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord krat kratten
verkleinwoord kratje kratjes

Zelfstandig naamwoord

de kratv / m, het krato

  1. houten of plastic doos met openingen in de zijkanten in een standaardformaat, vaak gebruikt voor opslag en het vervoer van flessen, fruit of andere waren
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • Selectie: krat Coca-cola, krat bier, kratje Amstel, kratje mandarijnen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen