kots

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Kots
Uitspraak
Woordafbreking
  • kots
enkelvoud meervoud
naamwoord kots -
verkleinwoord kotsje kotsjes

Zelfstandig naamwoord

de kotsm

  1. (informeel) braaksel
    • er moest na het feest veel kots worden opgedweild 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
kotsen

kots

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kotsen
    • Ik kots. 
  2. gebiedende wijs van kotsen
    • Kots! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kotsen
    • Kots je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be