koopwoede

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

De drie dolle dwaze dagen als epidemie van koopwoede
Uitspraak
Woordafbreking
  • koop·woe·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koopwoede koopwoedes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de koopwoedev / m

  1. ziekelijke drift om te kopen
    • ,,Het liefst zou ik deze hele selectie bij elkaar houden. Die heeft kwaliteit, vormt een echt team en heeft de leeftijd en potentie om door te groeien. Maar je moet ook reëel blijven in het moderne voetbal”, kent Bosz de koopwoede van de grotere clubs én de ambitie van een aantal van zijn spelers.[1] 
    • Aan de koopwoede van ontevreden spaarders zit ook een positieve keerzijde, vertelt Jaarsma. Er zal meer huuraanbod in de lage- en middensegment huurwoningen komen. Daar is nu een ’schreeuwend tekort’. Het aantal beschikbare koopwoningen is in veel regio’s naar een dieptepunt gezakt, blijkt uit NVM-cijfers.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 26 mei 2017 Bosz: 'Die clausule heb ik niet bij Ajax'
  2. de Telegraaf DANIËL VAN DAM 14 apr. 2017 Spaarders onder dak
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be