kooplieden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koop·lie·den

Zelfstandig naamwoord

de koopliedenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord koopman
     Toen Myra in handen viel van de Mohammedanen, brachten Italiaanse kooplieden in 1087 het kostbare gebeente van Nicolaas naar Bad in Apulië ( Zuid-Italië ).[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 10
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be