kontakt

Uit WikiWoordenboek


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord kontakt kontakte
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Nederlandse contact

Zelfstandig naamwoord

kontakt

  1. contact


Fries

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

kontakt

  1. contact


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • kon·takt
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

kontakt m

  1. contact, voeling
    «Slik kan vi raskere komme i kontakt med deg dersom det er noe vi lurer på.»
    Op deze wijze kunnen we sneller contact met u opnemen als we vragen hebben.
  2. (natuurkunde) (b.v. elektrisch) contact, verbinding
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kontakt     kontakten     kontakter     kontaktene  
genitief   kontakts     kontaktens     kontakters     kontaktenes  
Afgeleide begrippen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • kon·takt
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

kontakt m

  1. contact, voeling, aanraking
  2. (natuurkunde) (b.v. elektrisch) contact, verbinding
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kontakt     kontakten     kontaktar     kontaktane  
genitief                
Afgeleide begrippen


Pools

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

kontakt m

  1. (natuurkunde) contact; een toestand waarbij twee voorwerpen elkaar raken
  2. (communicatie) contact; onderlinge communicatie
  3. (elektrotechniek) stopcontact; inrichting waardoor men d.m.v. het insteken van een stekker elektrisch verbinding met het lichtnet maakt
  4. (spreektaal) contactlens
Synoniemen
  1. gniazdo o, gniazdko o
  2. soczewka v, soczewki vmv, szkło o, szkła omv


Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

kontakt m

  1. (natuurkunde) contact; een toestand waarbij twee voorwerpen elkaar raken
  2. (communicatie) contact; onderlinge communicatie


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • kon·ta·kt
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

kontakt monbezield

  1. (natuurkunde) contact; een toestand waarbij twee voorwerpen elkaar raken
    «Nejsou-li kola v dobrém kontaktu s vozovkou, může se vozidlo dostat mimo silnici.»
    Als de wielen niet in goed contact staat met de wagen, dan kan het voertuig van de weg geraken.
  2. (communicatie) contact; onderlinge communicatie
    «Se svým strýcem nejsem už po dlouhá léta v kontaktu
    Met mijn oom ben ik vele jaren al niet meer in contact.
  3. contactinformatie, contactgegevens
    «V diáři má mnoho kontaktů na vlivné osoby.»
    In zijn agenda heeft hij veel contactgegevens van invloedrijke personen.
  4. (elektrotechniek) contact; een verbinding van twee elektrische geleidingen
    «Po připojení baterie ke kontaktům se přístroj ihned zapne.»
    Na het aansluiten van de batterij aan het contact start het apparaat meteen.
Verbuiging
Synoniemen
  1. styk monbezield, dotyk monbezield, dotek monbezield
  2. styk monbezield, spojení o
  3. kontaktní informace v
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen