konsoorten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kon·soor·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - konsoorten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

  1. (pejoratief) personen die tot dezelfde groep horen, personen die iemand helpen
     Nadat er deze week wat strubbelingen ontstonden op de gemeenteraad met de partners van CD&V, had D’Haese het eventjes gehad met Uyttersprot en konsoorten.[3]
  2. degenen die hetzelfde lot delen, personen die iemand helpen
     Cord cutting, dat is je tv-abonnement opzeggen en alleen nog kijken naar Netflix, VRT Nu, Stievie, Youtube en konsoorten.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

13 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. konsoorten op website: Etymologiebank.nl
  2. "konsoorten" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3. Bronlink geraadpleegd op 2 augustus 2020 Weblink bron “Burgemeester D’Haese blijft ijverig op zoek naar bestuur…” (30 november 2018) op persregiodender.be
  4. Bronlink geraadpleegd op 2 augustus 2020 Weblink bron
    Tom Le Bacq
    “Vlaming knipt (voorzichtig) de distributiekabel door: ook aantal gezinnen met tv-abonnement voor het eerst gedaald” (8 februari 2019) op nieuwsblad.be
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be