kondschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kond·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kondschap kondschappen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kondschapv

  1. (formeel) inlichting, informatie, verkondiging, bericht
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
kondschappen

kondschap

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kondschappen
    • Ik kondschap. 
  2. gebiedende wijs van kondschappen
    • Kondschap! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kondschappen
    • Kondschap je? 

Gangbaarheid

18 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen