kolonel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·lo·nel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hoofdofficier’ voor het eerst aangetroffen in 1580 [1]
  • Afkomstig van het Latijnse columnella (kleine zuil). Als rang ontstaat de term in laat-zestiende-eeuws Italië. Het woord betekende 'officier die een colonne aanvoert'.
enkelvoud meervoud
naamwoord kolonel kolonels
verkleinwoord kolonelletje kolonelletjes

Zelfstandig naamwoord

de kolonelm

  1. (militair) een hoge militaire rang
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen