kolkend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kol·kend
Werkwoord
vervoeging van: | kolken |
verbogen vorm: | kolkende |
kolkend
stellend | |
---|---|
onverbogen | kolkend |
verbogen | kolkende |
partitief | kolkends |
Bijvoeglijk naamwoord
kolkend
- wild stromend en ronddraaiend
- - Korte hevige buien vormen de straatjes om tot kolkende rivieren. Even later doet de brandende zon de bui alweer vergeten. [1]
- zeer opgewonden
- - In een kolkende Arena won Ajax het duel met 3-1 en werd daarmee kampioen van Nederland. De Amsterdammers werden na zes seizoenen zonder titel weer eens kampioen en brachten het totaal op het symbolische aantal van dertig titels. Trainer Frank de Boer, die het stokje halverwege het seizoen overnam van Martin Jol, werd voor het eerst kampioen als trainer.[2]
Synoniemen
Verwijzingen
- ↑ Zwagerman, MarianneLeven als Jarmund ISBN 978-90-214-5595-2 pagina 18
- ↑ NRC Etienne Verschuren 9 april 2017
Gangbaarheid
- Het woord kolkend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kolkend" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be