kolkend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

het kolkende water van een snelstromende rivier
Uitspraak
Woordafbreking
  • kol·kend

Werkwoord

vervoeging van: kolken
verbogen vorm: kolkende

kolkend

  1. onvoltooid deelwoord van kolken
stellend
onverbogen kolkend
verbogen kolkende
partitief kolkends

Bijvoeglijk naamwoord

kolkend

  1. wild stromend en ronddraaiend
    • - Korte hevige buien vormen de straatjes om tot kolkende rivieren. Even later doet de brandende zon de bui alweer vergeten. [1] 
  2. zeer opgewonden
    • - In een kolkende Arena won Ajax het duel met 3-1 en werd daarmee kampioen van Nederland. De Amsterdammers werden na zes seizoenen zonder titel weer eens kampioen en brachten het totaal op het symbolische aantal van dertig titels. Trainer Frank de Boer, die het stokje halverwege het seizoen overnam van Martin Jol, werd voor het eerst kampioen als trainer.[2]  
Synoniemen


Verwijzingen

  1. Zwagerman, Marianne
    Leven als Jarmund ISBN 978-90-214-5595-2 pagina 18
  2. NRC Etienne Verschuren 9 april 2017


Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be