kolchoz

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kol·choz
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘collectief landbouwbedrijf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1931 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord kolchoz kolchozen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kolchozm

  1. (landbouw) groot collectief landbouwbedrijf in de voormalige communistische landen met name de Sovjet-Unie
Vertalingen

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
35 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen