kokkerellen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kok·ke·rel·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

kokkerellen [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kokkerellen
kokkerelde
gekokkereld
zwak -d volledig
  1. (kookkunst) met passie koken, met name als amateur
    • MasterChef, Wie is de Chef? en Topchef: kooktelevisie te over. Hoe kun je nog een graantje meepikken van een uitgekookt, maar succesvol format? De EO laat de kandidaten van de nieuwe kookwedstrijd Van Hollandse Bodem niet alleen kokkerellen, maar ook telen. Vier maanden hebben acht koppels de tijd gehad om een stuk grond te verbouwen tot bloeiende moestuin. Nu gaan ze oogsten. In zes weken voeren ze twaalf oogst- én kookopdrachten uit, waarbij steeds één groente centraal staat.[4] 
    • Choreografen slaan aan het kokkerellen op Julidans, maar er mag meer peper bij. De disco onder dwang van Pere Fara heeft gelukkig meer venijn.[5]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen