koelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koe·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
koelen
koelde
gekoeld
zwak -d volledig

Werkwoord

koelen

  1. overgankelijk warmte afvoeren van iets
    • De reactor kon door het uitvallen van de pompen niet langer gekoeld worden. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

koelen

  1. datief van koel, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen