knotten

Uit WikiWoordenboek
Het knotten van wilgen in België.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knot·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
knotten
knotte
geknot
zwak -t volledig

Werkwoord

knotten [2] [3]

  1. overgankelijk (bijv. van wilgenbomen) van de top of van zijscheuten ontdoen
  2. overgankelijk van de top ontdoen, respectievelijk afsnijden
  3. overgankelijk onderdrukken, breken
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de knottenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord knot

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen