knel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord knel knellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

knel v / m

  1. beklemde toestand, situatie waarin gewenste voortgang onmogelijk is
     Ook worden privacyregels mogelijk als gelegenheidsargument gebruikt om informatie niet met andere overheidspartijen te hoeven delen. Daardoor komt de uitvoering van overheidstaken regelmatig in de knel, met soms grote gevolgen voor burgers.[2]
     Een trein die onderweg was naar Barcelona botste rond 7.50 uur achterop een stilstaande trein, zegt een woordvoerder van de Spaanse spoorvervoerder Renfe tegen persbureau AFP. Volgens de Spaanse krant El Pais konden alle mensen de trein op eigen kracht verlaten, en is niemand in de knel geraakt.[3]
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • in de knel
    in een lastige situatie

Werkwoord

vervoeging van
knellen

knel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knellen
    • Ik knel. 
  2. gebiedende wijs van knellen
    • Knel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knellen
    • Knel je? 
     Als je op je voet gaat zitten, knel je die zenuwen af en kan er geen stroom meer doorheen.[4]

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 juli 2023 Weblink bron
    Bram Endedijk
    “Algemene Rekenkamer: overheidsdiensten te terughoudend met uitwisselen van informatie” (30 maart 2023) op nrc.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 14 juli 2023 Weblink bron
    Rein Wieringa
    “Treinen botsen bij Barcelona, 155 mensen lichtgewond” (7 december 2022) op nrc.nl
  4. Bronlink geraadpleegd op 14 juli 2023 Weblink bron “Uitslag Nationale Wetenschapsquiz JUNIOR 2003” (2 januari 2004) op nrc.nl
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be