klif

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klif
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klif kliffen
verkleinwoord klifje klifjes

Zelfstandig naamwoord

klif m / o

  1. (geologie) steile hoge rots
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Pools

Zelfstandig naamwoord

klif m

  1. klif


Sloveens

Zelfstandig naamwoord

klif m

  1. klif