klieder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klie·der

Werkwoord

vervoeging van
kliederen

klieder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kliederen
    • Ik klieder. 
  2. gebiedende wijs van kliederen
    • Klieder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kliederen
    • Klieder je? 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be