kletserig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klet·se·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kletserig kletseriger kletserigst
verbogen kletserige kletserigere kletserigste
partitief kletserigs kletserigers -

Bijvoeglijk naamwoord

kletserig [1]

  1. de neiging hebbend om te keuvelen
    • Henk: „Ik ben niet zo kletserig. De hele dag dat geklets aan je kop.” [2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Margriet Oostveen 12 september 2013 De Aladna’s
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be