kleinsteeds
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kleinsteeds (hulp, bestand)
Woordafbreking
- klein·steeds
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van klein en steeds
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kleinsteeds | kleinsteedser | kleinsteedst |
verbogen | kleinsteedse | kleinsteedsere | kleinsteedste |
partitief | kleinsteeds | kleinsteedsers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
kleinsteeds [1]
- het karakter hebbend van een kleine stad of van haar inwoners
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord kleinsteeds staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kleinsteeds" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be