kerkdeur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerk·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkdeur kerkdeuren
verkleinwoord kerkdeurtje kerkdeurtjes

Zelfstandig naamwoord

de kerkdeurv / m

  1. (religie) een deur van een kerk
    • Kan jij de Latijnse tekst in de kerkdeur lezen? 
     Het houten hek was versterkt met ijzeren banden en klinknagels en was minstens twee keer zo hoog en drie keer zo breed als de kerkdeuren.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers op Wikipedia, ISBN 9789026346477