kasten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kas·ten

Zelfstandig naamwoord

de kastenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kast
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord kaste

Werkwoord

vervoeging van
kassen

kasten

  1. meervoud verleden tijd van kassen
    • Wij kasten. 
    • Jullie kasten. 
    • Zij kasten. 
Anagrammen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Deens

Woordafbreking
  • kas·ten

Zelfstandig naamwoord

kasten, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kaste


Noors

Woordafbreking
  • kas·ten
Naar frequentie > 50000

Zelfstandig naamwoord

kasten, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kaste


Nynorsk

Woordafbreking
  • kas·ten

Zelfstandig naamwoord

kasten, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kaste


Turks

Woordafbreking
  • kas·ten

Bijwoord

kasten

  1. opzettelijk, met opzet, expres, met voorbedachten rade