kasboek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kas·boek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kasboek kasboeken
verkleinwoord kasboekje kasboekjes

Zelfstandig naamwoord

het kasboeko

  1. een schriftelijke notatie van alle in- en uitgaven die bij een geldkas hoort
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be