kapitaliseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·pi·ta·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kapitaliseren
kapitaliseerde
gekapitaliseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

kapitaliseren

  1. overgankelijk (financieel) bij het kapitaal voegen
    • Een deel van de interest werd gekapitaliseerd. 
  2. inergatief ~ op groter en machtiger worden door profijt van iets te trekken
    • Zij kapitaliseerden snel op het succes van die nieuwe uitvinding. 
  3. ergatief zich gaan baseren op kapitaal
    • In die tijd kapitaliseerden de arbeidverhoudingen en verloren de feodale structuren hun betekenis. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen