kaper

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaper kapers
verkleinwoord kapertje kapertjes

Zelfstandig naamwoord

de kaperm

  1. (geschiedenis), (scheepvaart) vroegere zeerover die met een machtiging van de overheid werkte
  2. (misdaad), (transport) terrorist die een vliegtuig, trein, schip of e.d. kaapt
  3. (kleding) hoofddeksel met een aangeknipte kraag over de schouders
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Kapers op de kust
Mensen die op de loer liggen om maar ergens voordeel uit te kunnen trekken
Vertalingen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen