kalven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kal·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van kalf met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kalven
kalfde
gekalfd
zwak -d volledig

Werkwoord

kalven

  1. inergatief (veeteelt) een jong baren bij runderen
    • Deze koe heeft gisteren gekalfd. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de kalvenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kalf
Verwante begrippen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be