kabuki
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·bu·ki
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘Japans volkstoneel met mannen in alle rollen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1970 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kabuki | kabuki's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het kabuki o
Afgeleide begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord kabuki staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.