jumping

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. jumping in Zuidlaren op Wikipedia (nl) (2004)
Uitspraak
Woordafbreking
  • jum·ping
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jumping -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de jumpingv / m

  1. (sport) (paardrijden) wedstrijd waarbij ruiters zo snel mogelijk een parcours afleggen met hindernissen waar het paard zonder fouten overheen moet springen
    • Anderen - en ze worden met de dag talrijker - nemen deel aan de verschillende disciplines waarbij paarden centraal staan: draf- en vluchtrennen, jumping, military, dressuur en zelfs polo. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Werkwoord

jumping

  1. onvoltooid deelwoord van jump

Zelfstandig naamwoord

jumping

  1. gerundium van jump
Overerving en ontlening