jozefshuwelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- jo·zefs·hu·we·lijk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jozefshuwelijk | jozefshuwelijken |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het jozefshuwelijk o
- een huwelijk zonder geslachtsverkeer
- Het was nooit meer dan een jozefshuwelijk geworden.
Gangbaarheid
- Het woord 'jozefshuwelijk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.