joetje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • joet·je
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘tientje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1899 [1]
  • Herkomst: Bargoens [2]

Zelfstandig naamwoord

het joetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord joet, tientje

Gangbaarheid

61 % van de Nederlanders;
16 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen