jandoedel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jan·doe·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord jandoedel jandoedels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de jandoedelm

  1. een goedige maar erg domme man
    • "Dit is een nadeel van internet", zei de woordvoerder. "Het recept is zo eenvoudig dat elke jandoedel het kan." [2] 
    • Door een interne computerstoring kon het digitale examen niet opstarten. "Na een uur mochten we van onze plek af om te kletsen. Toen wisten we dat het niet meer doorging", blikt Wesley Huisveld (16), één van de gedupeerden, terug. "Zaten we daar voor jandoedel." [3] 
  2. sterke drank gemaakt van graan
Synoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen