jak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[B]. jak (Bos grunniens)
Uitspraak
Woordafbreking
  • jak
Woordherkomst en -opbouw
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord jak jakken
verkleinwoord jakje
(jakkie)
jakjes
(jakkies)

Zelfstandig naamwoord

[A] het jako

  1. (kleding) kort jasje
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord jak jaks
verkleinwoord jakje jakjes

Zelfstandig naamwoord

[B] de jakm

  1. (evenhoevigen) Bos grunniens op Wikispecies, een rundersoort die in Centraal-Azië leeft
Afgeleide begrippen
Hyperoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
jakken

jak

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jakken
    • Ik jak. 
  2. gebiedende wijs van jakken
    • Jak! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jakken
    • Jak je? 

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen


Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

jak m

  1. (evenhoevigen) jak


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • jak
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Afgeleid van het Tibetaanse woord གཡག
  • [B], [C] Afgeleid van het Oudtsjechische woord kak

Zelfstandig naamwoord

[A] jak mbezield

  1. (evenhoevigen) jak; een rundersoort die in Centraal-Azië leeft
Verbuiging


Schrijfwijzen
Hyperoniemen
Typische woordcombinaties
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Verwijzingen

Voornaamwoordelijk bijwoord

[B] jak

  1. hoe
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties

Voegwoord

[C] jak

  1. als
  2. (spreektaal) dan
Synoniemen
  1. -
  2. než
Typische woordcombinaties
Uitspraak

Verwijzingen