isoleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • iso·leert

Werkwoord

vervoeging van
isoleren

isoleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van isoleren
    • Jij isoleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van isoleren
    • Hij isoleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van isoleren
    • Isoleert!