invloed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·vloed
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘inwerking’ voor het eerst aangetroffen in 1282 [1]
  • samenstelling van  in  en  vloed  [2]
Vaste voorzetsels
  • invloed hebben op
enkelvoud meervoud
naamwoord invloed invloeden
verkleinwoord invloedje invloedjes

Zelfstandig naamwoord

de invloedm

  1. inwerking van een persoon, zaak of omstandigheid op een andere
    • Dit schilderwerk vertoont impressionistische invloeden. 
     Ze had voor dit boek een aantal weduwes geïnterviewd over de invloed die het verlies van hun partner op de rest van hun leven heeft gehad.[3]
  2. het vermogen om op iets of anderen in te werken
    • Als hoge ambtenaar heeft hij een grote invloed. 
     Uren en uren trok ik door het uitgestorven landschap toen ik plotseling een hele tijd moest wachten om een spoorlijn over te steken waar juist een lange goederentrein met een slakkengang langskwam. Zelfs [in] deze uitgestrekte Amerikaanse wildernis was niet aan de invloeden van de civilisatie te ontkomen.[3]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

invloed

  1. invloed


Stellingwerfs

Zelfstandig naamwoord

invloed

  1. invloed