inventariseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ven·ta·ri·seert

Werkwoord

vervoeging van
inventariseren

inventariseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inventariseren
    • Jij inventariseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inventariseren
    • Hij inventariseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inventariseren
    • Inventariseert!