invallen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·val·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
invallen
viel in
ingevallen
klasse 7 volledig

Werkwoord

invallen

  1. ergatief vallend iets binnengaan
    • Hij viel de kuil in. 
  2. ergatief iemands plaats tijdelijk innemen, bijvoorbeeld wanneer deze verhinderd is
    • Hij is voor haar ingevallen. 
  3. ergatief plotseling verschijnen
    • Ik kon door die typefout niet uitmaken of de vorstin gevallen of de vorst ingevallen was. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de invallenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord inval

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be