interpellant
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ter·pel·lant
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van interpelleren met het achtervoegsel -ant (met het voorvoegsel inter-)[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | interpellant | interpellanten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de interpellant m
- iemand die interpelleert
Gangbaarheid
- Het woord interpellant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.