interferir
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
interferir |
interfería |
interferido |
volledig |
Werkwoord
interferir
Woordafbreking
- in·ter·fe·rir
- onovergankelijk
- storen (radioverbindingen)
- (~ en) zich mengen in, zich bemoeien met
Synoniemen
- [1] estorbar