inrijden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·rij·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inrijden
reed in
ingereden
klasse 1 volledig

Werkwoord

inrijden

  1. overgankelijk rijdend ingaan, binnenkomen
    • Veel weggebruikers schrikken wanneer ze een tunnel inrijden en remmen als gevolg daarvan af. 
    • Het is al bijna donker wanneer we de stad inrijden. 
     Ook legde ik een dikke tak voor de ingang van mijn tent met de bedoeling mijn hoofd te beschermen tegen eventuele inrijdende auto’s.[1]
  2. overgankelijk voorzichtig rijden met iets en het zo geschikt maken voor gebruik
    • De importeur rijdt de motoren eerst in. 
  3. overgankelijk ~ op: expres aanrijden
    • Toen de agent de man wilde aanhouden, reed de man op de agent in. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be