inlogt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·logt

Werkwoord

vervoeging van
inloggen

inlogt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inloggen
    • ... dat jij inlogt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inloggen
    • ... dat hij inlogt.