inhoudelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·hou·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen inhoudelijk inhoudelijker inhoudelijkst
verbogen inhoudelijke inhoudelijkere inhoudelijkste
partitief inhoudelijks inhoudelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

inhoudelijk

  1. meer de inhoud betreffende dan de vorm
    • Hij gaf niet om allerlei formele regels, het ging hem om de inhoudelijke kant van de zaak 
     De fabrikant van het kunsthart heeft bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd een melding gemaakt van het overlijden van de patiënt, zo bevestigt de inspectie na berichtgeving van het EO-programma Dit is de Kwestie. De ontwikkelaar van het kunsthart is het Franse biomedische bedrijf Carmat. Het gaat om een verplichte melding, aldus de inspectie. Over de inhoudelijke behandeling wil een woordvoerder niets zeggen.[1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 6 juli 2022 Weblink bron “Man die vorig jaar als eerste Nederlander een kunsthart kreeg overleden” (07 juli 2022), NU.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be