informatietijdperk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·for·ma·tie·tijd·perk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van informatie en tijdperk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | informatietijdperk | informatietijdperken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het informatietijdperk o
- (media) een tijdperk waarin informatie centraal staat
- Dit alles maakt dat we langzaam van een informatietijdperk naar een conceptueel tijdperk evolueren.[1]
- (informatica) meer specifiek de periode sinds het einde van de 20e eeuw waarin steeds meer informatie digitaal verspreid werd, in tegenstelling tot het papiertijdperk
- Bij het voortschrijden in het informatietijdperk komen regeringen wellicht steeds voor nieuwe problemen te staan.[2]
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord informatietijdperk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.