indicator

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·di·ca·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord indicator indicatoren
indicators
verkleinwoord indicatortje indicatortjes

Zelfstandig naamwoord

de indicatorm

  1. verschijnsel dat op iets wijst, factor die iets aangeeft (b.v. een indicatielamp)
  2. getal dat een betrouwbare aanwijzing is voor de waarde van iets
  3. (economie) een meting, waarneming of statistiek die iets aangeeft
    • Het aantal nieuwe kleine bedrijfjes is een goede indicator van de te verwachten groei in werkgelegenheid. 
  4. (scheikunde) een stof die door een kleuromslag een verandering in de zuurgraad of de elektrochemische potentiaal aangeeft
    • Lakmoes is een van de bekendste indicators. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be