indexeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van indexeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		indexeren			te indexeren
	toekomend		zullen indexeren			te zullen indexeren
voltooid	tegenwoordig		hebben geïndexeerd			te hebben geïndexeerd
	toekomend		geïndexeerd zullen hebben			geïndexeerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	indexerend		geïndexeerd			ev. indexeer	mv. verouderd indexeert	indexere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	indexeer	indexeert	indexeert	indexeert	indexeert	indexeren	indexeren	indexeren
verleden (o.v.t.)	indexeerde	indexeerde	indexeerde	indexeerde	indexeerde	indexeerden	indexeerden	indexeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal indexeren	zult/zal indexeren	zult/zal indexeren	zult indexeren	zal indexeren	zullen indexeren	zullen indexeren	zullen indexeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou indexeren	zou indexeren	zou(dt) indexeren	zoudt indexeren	zou indexeren	zouden indexeren	zouden indexeren	zouden indexeren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geïndexeerd	hebt geïndexeerd	hebt/heeft geïndexeerd	hebt geïndexeerd	heeft geïndexeerd	hebben geïndexeerd	hebben geïndexeerd	hebben geïndexeerd
verleden (v.v.t.)	had geïndexeerd	had geïndexeerd	had geïndexeerd	hadt geïndexeerd	had geïndexeerd	hadden geïndexeerd	hadden geïndexeerd	hadden geïndexeerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geïndexeerd hebben	zal/zult geïndexeerd hebben	zult/zal geïndexeerd hebben	zult geïndexeerd hebben	zal geïndexeerd hebben	zullen geïndexeerd hebben	zullen geïndexeerd hebben	zullen geïndexeerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geïndexeerd hebben	zou geïndexeerd hebben	zou/zoudt geïndexeerd hebben	zoudt geïndexeerd hebben	zou geïndexeerd hebben	zouden geïndexeerd hebben	zouden geïndexeerd hebben	zouden geïndexeerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geïndexeerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geïndexeerd				er is geïndexeerd
verleden	er werd geïndexeerd				er was geïndexeerd
toekomend	er zal geïndexeerd worden				er zal geïndexeerd zijn
voorwaardelijk	er zou geïndexeerd worden				er zou geïndexeerd zijn
lijdende vorm geïndexeerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		geïndexeerd worden			geïndexeerd te worden
	toekomend		geïndexeerd zullen worden			geïndexeerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		geïndexeerd zijn			geïndexeerd te zijn
	toekomend		geïndexeerd zullen zijn			geïndexeerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	—	—	—	—	wordt geïndexeerd	—	—	worden geïndexeerd
verleden (o.v.t.)	—	—	—	—	werd geïndexeerd	—	—	werden geïndexeerd
toekomend (o.t.t.t.)	—	—	—	—	zal geïndexeerd worden	—	—	zullen geïndexeerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	—	—	—	—	zou geïndexeerd worden	—	—	zouden geïndexeerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	—	—	—	—	is geïndexeerd	—	—	zijn geïndexeerd
verleden (v.v.t.)	—	—	—	—	was geïndexeerd	—	—	waren geïndexeerd
toekomend (v.t.t.t.)	—	—	—	—	zal geïndexeerd zijn	—	—	zullen geïndexeerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	—	—	—	—	zou geïndexeerd zijn	—	—	zouden geïndexeerd zijn