incontinentie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·con·ti·nen·tie
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van incontinent met het achtervoegsel -ie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | incontinentie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de incontinentie v
- (medisch) het onvermogen om urine of ontlasting op te houden
Hyponiemen
- fecesincontinentie, gedachte-incontinentie, gedachtenincontinentie, stressincontinentie, urine-incontinentie
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. het onvermogen om urine of ontlasting op te houden
Gangbaarheid
- Het woord incontinentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "incontinentie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be