implementeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·ple·men·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
implementeren

implementeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van implementeren
    • Ik implementeerde. 
    • Jij implementeerde. 
    • Hij, zij, het implementeerde.