identiteitsbewijs

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • iden·ti·teits·be·wijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord identiteitsbewijs identiteitsbewijzen
verkleinwoord identiteitsbewijsje identiteitsbewijsjes

Zelfstandig naamwoord

het identiteitsbewijso

  1. een document waaruit de identiteit van iemand blijkt
    • Zij moesten hun identiteitsbewijzen tonen. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be