ideëel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ide·eel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘denkbeeldig’ voor het eerst aangetroffen in 1871 [1]
  • afgeleid van idee met het achtervoegsel -eel [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ideëel ideëler ideëelst
verbogen ideële ideëlere ideëelste
partitief ideëels ideëlers -

Bijvoeglijk naamwoord

ideëel

  1. denkbeeldig, niet reëel
  2. met betrekking tot een idee of een ideaal
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

77 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen