huzaar

Uit WikiWoordenboek
Een huzaar.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hu·zaar
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘soldaat van de ruiterij’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • Komt van het Hongaarse huszár en het Franse hussard. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord huzaar huzaren
verkleinwoord huzaartje huzaartjes

Zelfstandig naamwoord

de huzaarm

  1. (beroep), (militair) een ruiterijsoldaat
    • Noch onze dappere huzaren, noch de niet minder dappere infanterie, verdienen hier eenigen blaam. [3]
Gelijkklinkende woorden
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen