hoogtijdagen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoog·tij·da·gen

Zelfstandig naamwoord

de hoogtijdagenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hoogtijdag
Uitdrukkingen en gezegden
  • In zijn hoogtijdagen zijn
Op zijn best zijn, in zijn beste tijd zijn, zijn toppunt bereikt hebben

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be