hoofdstedelijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: hoofdstedelijk (hulp, bestand)
- IPA: /hoftˈstedələk/
Woordafbreking
- hoofd·ste·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | hoofdstedelijk | hoofdstedelijker | hoofdstedelijkst |
verbogen | hoofdstedelijke | hoofdstedelijkere | hoofdstedelijkste |
partitief | hoofdstedelijks | hoofdstedelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
hoofdstedelijk
- (aardrijkskunde) van de hoofdstad
- Het hoofdstedelijk gebied is in België een eigen gewest.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord hoofdstedelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoofdstedelijk" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -lijk in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Aardrijkskunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %