hoofdpijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoofd·pijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdpijn hoofdpijnen
verkleinwoord hoofdpijntje hoofdpijntjes

Zelfstandig naamwoord

de hoofdpijnv / m

  1. (medisch) pijn in het hoofd
    • Omdat ik al een tijdje last van hoofdpijn heb, ben ik gisteren aspirines gaan kopen. 
     Ik was kortademig en had ’s avonds hoofdpijn. Wonen op drie meter onder zeeniveau (NAP) is heel wat anders dan lopen op duizend meter boven de zeespiegel.[1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be